Menu

De kabinetsplannen rondom (box 3-)belasting van onroerend goed

In dit artikel informeerden wij u over de recente ontwikkelingen rondom de vermogensaanwasbelasting (box 3). In een recente kamerbrief heeft de Staatssecretaris van Financiën kenbaar gemaakt welke plannen er zijn om de huidige box 3-heffing te verfijnen en de toekomstige box 3-heffing vorm te geven. In de Kamerbrief gaat de Staatssecretaris verder in op de mogelijkheid hoe onroerend goed in zowel het huidige box 3-stelsel als in een toekomstig stelsel op basis van werkelijk rendement beter kan worden belast. In dit artikel vertellen wij u hier meer over.

Huidige box 3-heffing en de bezwaren daartegen

Op dit moment wordt onroerend goed in box 3 belast volgens de forfaitaire spaarvariant. In dit artikel leest u meer over de forfaitaire spaarvariant. Voor 2023 is het rendementspercentage voor de categorie overige bezittingen – waaronder onroerend goed valt – vastgesteld op 6,17 %. Dit forfait is gebaseerd op (onder andere) de langjarige ontwikkeling van de huizenmarkt. Door de stijgende huizenprijzen van de afgelopen jaren is het effect dat veel beleggers het forfait voor onroerend goed als hoog zullen ervaren.

Naast de wijziging van box 3 heffing over onroerend goed zijn particuliere beleggers ook geconfronteerd met de aanpassing van de leegwaarderatio.  Niet alleen de fiscale wijzigingen raken particuliere beleggers. Het kabinet wilt dat vanaf 2024 in de vrije sector maximale huurprijzen gaan gelden. Het kabinet erkent dat veel particuliere beleggers door de stapeling van maatregelen te maken krijgen met een aantasting van hun rendement. Hoewel er nog geen concrete maatregelen bekend zijn geeft de Staatssecretaris in de Kamerbrief wel een toelichting op de denkrichtingen.

Bepalen waardeontwikkeling van onroerend goed

Om de heffing over onroerend goed beter te laten aansluiten bij een heffing op basis van werkelijk rendement wordt gedacht aan de volgende heffingsvorm:

  • Werkelijke inkomsten uit verhuur, pacht en erfpachtinkomsten (canon) zullen zijn belast. Kosten gerelateerd aan verhuur zullen forfaitair aftrekbaar zijn als een percentage van de werkelijke inkomsten;
  • Waardeontwikkeling wordt belast waarbij de beginwaarde forfaitair wordt bepaald. Voor woningen geldt als beginwaarde de WOZ-waarde, voor niet-woningen de waarde in het economische verkeer;
  • Er wordt onderzocht of het eigen gebruik van onroerend goed in box 3 kan worden belast.

Een variant hierop is dat onroerend goed wordt belast als resultaat uit overige werkzaamheid in box 1. In die variant zullen ongerealiseerde waardeontwikkelingen (positief of negatief) nog niet belast zijn. Vanuit de praktijk klonken eerder al geluiden dat het box 3-tarief zal worden gelijkgetrokken met het (progressieve) box 1-tarief. Dat betekent dat in komen uit onroerende zaken dan progressief zal worden belast tegen maximaal 49,50% (2023).

Heeft u vragen over de wijzigingen in box 3 of vraagt u zich af wat de specifieke gevolgen zijn voor uw fiscale situatie? Vink Fiscale Advocatuur kijkt samen met u naar uw (of uw cliënt zijn) gehele fiscale positie. U kunt vrijblijvend contact met ons opnemen via de contactpagina.