Menu

Bewijsvergaring door de Belastingdienst

Indien door de Belastingdienst bewijs langs onrechtmatige weg is verkregen kan het zijn dat dit bewijs door de belastingrechter niet in aanmerking wordt genomen. Dit kan ertoe leiden dat een opgelegde aanslag moet komen te vervallen, ongeacht of daarbij ook een boete is opgelegd. In dit artikel vertellen wij u meer over het uitsluiten van onrechtmatig verkregen bewijs.

Het fiscale strafrecht en het fiscale bestuursrecht

In het fiscale strafrecht bestaat een wettelijke regeling (artikel 359a Sv) voor onrechtmatig verkregen bewijs. Een bekend voorbeeld van onrechtmatig verkregen bewijs in het strafrecht is de aanleg van een telefoontap zonder rechterlijke machtiging. Onrechtmatig verkregen bewijs in het strafrecht kan leiden tot strafvermindering, bewijsuitsluiting of niet-ontvankelijk verklaring van het Openbaar Ministerie.

In het fiscale bestuursrecht bestaat geen wettelijke regeling voor onrechtmatig verkregen bewijs. Dat betekent niet dat onrechtmatig verkregen bewijs altijd wordt toegelaten. In het fiscale bestuursrecht kan de rechter tot bewijsuitsluiting beslissen op grond van de vrije-bewijsleer. De vrije-bewijsleer betekent dat aan de rechter een aanzienlijke mate van vrijheid toekomt voor wat betreft de waardering van het bewijs dat door partijen in een procedure is aangedragen. Wanneer dat bewijs onrechtmatig is verkregen kan dit in het bestuursrecht leiden tot bewijsuitsluiting. De opgelegde aanslag moet dan mogelijk worden vernietigd. Het maakt niet uit of bij het opleggen van de aanslag ook een boete is opgelegd.

Toetsingscriteria voor bewijsuitsluiting in het bestuursrecht

Indien sprake is van strafrechtelijk op onrechtmatige wijze verkregen bewijsmiddelen hoeft dit voor de belastinginspecteur geen beletsel te zijn om van die bewijsmiddelen gebruik te maken. Voor het fiscale bestuursrecht is een oudere uitspraak van de Hoge Raad van belang. Allereerst is bewijsuitsluiting alleen aan de orde indien de bewijsmiddelen jegens de belanghebbende op onrechtmatige wijze verkregen kunnen worden beschouwd. Als de bewijsmiddelen jegens de belanghebbende op onrechtmatige wijze zijn verkregen kan dit in het fiscale bestuursrecht leiden tot bewijsuitsluiting in de volgende twee situaties:

  • Het gebruik van het bewijsmiddel is in strijd met enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur en/of;
  • Het gebruik van het bewijsmiddel druist zozeer in tegen een behoorlijk handelende overheid dat dit moet leiden tot bewijsuitsluiting.

De laatstgenoemde situatie is ook wel bekend als het ‘zozeer indruist-criterium’. Hoewel bewijsuitsluiting niet vaak voorkomt zijn inmiddels meerdere situaties uit de jurisprudentie bekend waar sprake was van bewijsuitsluiting op basis van het ‘zozeer indruist-criterium’.

Voor het opleggen van een naheffingsaanslag omzetbelasting werd door de Belastingdienst gebruik gemaakt van gegevens die vergaard waren bij een huiszoeking door de FIOD. Er was echter sprake van misleiding van de rechter-commissaris om de toestemming voor de huiszoeking te verkrijgen. De Hoge Raad oordeelde dat het bewijs verkregen bij de huiszoeking moest worden uitgesloten.

Een ander voorbeeld is de situatie waarin bewijs werd verkregen door schending van een (afgeleid)verschoningsrecht. De Belastingdienst mag in beginsel de stukken van een belastingplichtige die behoren tot het procesdossier van een (fiscaal) advocaat niet inzien. Als deze stukken toch in beslag worden ingenomen en als bewijs worden ingebracht in een procedure leidt dit tot bewijsuitsluiting.

Het is aldus de moeite waard om in fiscale zaken te toetsen of bewijs door de Belastingdienst rechtmatig is verkregen. Vink Fiscale Advocatuur helpt u graag verder. U kunt vrijblijvend contact met ons opnemen via de contactpagina.