Menu

Vrijstelling van werkzaamheden leidt tot beëindiging 30%-regeling

Toepassing 30%-regeling

Personen die vanuit een ander land naar Nederland komen om hier te werken, kunnen van hun werkgever een vergoeding krijgen voor de zogenoemde extraterritoriale kosten. In plaats van een vergoeding van de werkelijk gemaakte kosten kunnen de werkgever en de werknemer er voor kiezen om 30% van het loon inclusief de vergoeding onbelast uit te betalen. Dit wordt de 30%-regeling genoemd.

De 30%-regeling kan slechts toepassing vinden indien het vrijgestelde loonbestandsdeel van 30% door de werkgever is aangewezen als gerichte vrijstelling zoals bedoeld onder de werkkostenregeling in de Wet Loonbelasting 1965. Indien de werkgever dit loonbestandsdeel niet als zodanig (op individueel administratief niveau) in de loonadministratie verwerkt, kan de 30%-regeling geen toepassing vinden.

Einde looptijd 30%-regeling

Op 28 oktober 2021 heeft het Hof Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak over de toepassing van de 30%-regeling.

Een buitenlandse werknemer was sinds 2009 te werk gesteld in Nederland. Zijn werkgever paste de 30%-regeling toe op het loon dat hij van zijn werkgever ontving. De arbeidsovereenkomst is per 31 maart 2017 geëindigd. De werknemer werd echter per 17 januari 2017 reeds vrijgesteld van het verrichten van werkzaamheden. In geschil was of op de loon betaling in maart 2017 de 30%-regeling kon worden toegepast.

Hof Amsterdam is in haar uitspraak ingegaan op de vraag wanneer de looptijd van de 30%-regeling ten einde komt. Volgens de wet eindigt de looptijd van de 30%-regeling op de laatste dag van het loontijdvak na het loontijdvak waarin de tewerkstelling is geëindigd. De extra periode van één loontijdvak is bedoeld om te voorkomen dat bij een nabetaling die volgt na de beëindiging van de tewerkstelling de 30%-regeling niet meer kan worden toegepast.

In navolging van de Belastingdienst legde Hof Amsterdam het begrip ‘tewerkstelling’ uit als ‘feitelijke tewerkstelling’. Indien de werknemer door zijn werkgever van werkzaamheden wordt vrijgesteld eindigt de toepassing  van de 30%-regeling aldus in het loontijdvak volgend op het loontijdvak waarin de werknemer feitelijk geen werkzaamheden meer verricht.

In de zaak bij het Hof Amsterdam werd de werknemer per 17 januari 2017 door zijn werkgever vrijgesteld van het verrichten van werkzaamheden. Het loontijdvak januari was daarmee het loontijdvak waarin de tewerkstelling van deze werknemer was geëindigd. Het Hof oordeelde daarom dat de 30%-regeling nog tot en met 28 februari 2017 (loontijdvak februari) kon worden toegepast. De loon betaling in maart viel dus buiten de looptijd van de 30%-regeling.

Hof ’s-Hertogenbosch kwam in haar uitspraak van 10 juni 2021 tot eenzelfde conclusie. In die zaak was sprake van een werknemer die met ingang van 1 juli 2018 op non-actief was gesteld, een zogenoemde “garden leave”. Het Hof oordeelde dat aangezien de tewerkstelling in het loontijdvak juli was beëindigd, de 30%-regeling nog tot en met 31 augustus 2018 (loontijdvak augustus) kon worden toegepast. Dat de formele dienstbetrekking pas per 1 januari 2019 zou eindigen, deed ook in deze zaak niets af aan het feit dat de looptijd van de 30%-regeling eerder al was beëindigd.

Verrichten van werkzaamheden

Op basis van de genoemde jurisprudentie is het voor een ingekomen werknemer die recht heeft op toepassing van de 30%-regeling van belang wanneer hij zijn laatste feitelijke werkdag heeft. Indien de laatste feitelijke werkdag eerder dan één loontijdvak (meestal één maand) voor de datum van de beëindiging van de formele dienstbetrekking plaatsvind, loopt de 30%-regeling voor deze werknemer dus eerder dan de formele beëindiging van zijn dienstbetrekking af.

Heeft u vragen over de (toepassing) van de 30%-regeling? Neem dan vrijblijvend contact op met Vink Fiscale Advocatuur.